Onderaan de ladder



Voordat ik verder ga, sta ik nog even stil bij de stroom passanten die onder mijn balkon voorbij schuifelt. De kleine ondernemers die schoenpoetsend, nagels lakkend, zeep en tomatenpuree verkopend de dagelijke kost bij elkaar scharrelen. Het is zwoegen, zweten en wellicht ook hopen en bidden dat dat lukt. Er wordt dondersveel gebeden in Congo,daarover graag een andere keer uitvoeriger. In een land met zoveel problemen, is het geloof het enige houvast, hoe wankel en onzichtbaar ook, of wellicht juist daarom.

Een goede vriendin zei me gisteravond: ‘’Iedereen in Congo heeft problemen. Iedereen’’, herhaalde ze met luide stem. ‘’Je ziet iemand voorbij lopen, maar wat je ziet is alleen zijn lichaam, een omhulsel. Hijzelf is ergens anders, met zijn gedachten is hij bezig zijn problemen op te lossen.’’ Ze schudde haar hoofd met een weelderige bos krullen (geen echte, maar Afrikaanse nep): ‘’Althans hij probeert ze op te lossen, hij weet ook wel dat het nooit zal lukken, nooit echt zal lukken.’’ Je hebt geen keus, en bovendien voegde ze eraan toe: ‘’Als je niets te doen hebt, heb je ook niets anders te doen.’’  Een filosofische afsluiting zonder dat ze dat zelf in de gaten had.

Er zijn er die daar minder last van hebben, althans ze maken in ieder geval die indruk. In de eerste plaats omdat ze niet voorbij schuifelen onder mijn balkon. Nee, ze zitten er schuin onder. Ze zitten er de hele dag, van ’s morgens acht uur tot ’s avonds zes uur. Een wit plastic stoeltje is hun zetel, en ik heb ze zich gedurende die tien uur nog nooit zien verplaatsen. Nooit. En wat ze dan doen? Niets. Helemaal niets. Ik heb me nooit een voorstelling kunnen maken van het totale niets doen, maar sinds enkele maanden doet het zich voor, vlakbij, een tiental meters onder mijn balkon. Vier mensen die niets doen; het totale niets doen als invulling van een dag. Niets doen bestaat dus, en het is even ontluisterend, verbijsterend als triest.

Het zijn politie-agenten, het kwartet van het niets doen. We hebben bij politie-agenten bepaalde associaties, iedereen heeft er wel een beeld bij, een ervaring mee of een aanvaring mee gehad: een bekeuring gekregen, een aanmaning gehad, een eind op weg geholpen of juist niet en het is altijd ‘Wij...’’ (‘’Waar gaan wij naar toe?’’).

Maar geen enkel van deze beelden of ervaringen kan iets te maken hebben met Congolese politie-agenten. Congolese politie-agenten staan onderaan de maatschappijke ladder en dat niet alleen omdat ze een salaris ontvangen (als ze dat al ontvangen) van 50.000 Congolese francs per maand, wat gelijk staat aan 55 Amerikaanse dollars. Het bedrag geeft de waarde weer die de Congolese regering hecht aan haar politie-beambten.

Geen verbazing dus dat deze politiemensen zo corrupt zijn als een rotte mispel, ze hebben geen keus want ook zij moeten eten, de huur betalen en hun gezin onderhouden. Ik ben eigenlijk nog geen Congolees tegengekomen die zich over die corruptie verbaast. Ergeren, dat wel, Congolezen ergeren zich groen en geel aan het gewetenloze inhalige gedrag van de politie-agenten, maar zonder enige verbazing. En soms doen ze er zelfs vergoelijkend over: ‘’Wat moet je anders, als je zo’n armoedig salaris hebt?’’ Het corrupte eigene van de agenten doet hen in de ogen van hun omgeving nog lager op de maatschappelijke ladder zakken; ik vermoed dat ze al helemaal niet meer op een tree staan, maar ergens daaronder liggen, nog net niet vertrapt door de rest van de samenleving.

Maar tegelijkertijd is er iets wonderlijks tegenstrijdigs aan de hand: diezelfde samenleving doet bij het minste en geringste een broep op diezelfde vertrapte en geminachte politie-agenten. Er kan geen probleem zo klein zijn of er wordt gedreigd met ‘police’ of ‘soldats’ – wat in Congo hetzelfde betekent. Simpele burenruzies, een geschil over een niet betaalde schuld van 10 dollar, een echtelijk probleem of een conflict van vergelijkbaar micro niveau en de ruziemakers dreigen met of stappen naar die onderste tree en lager van de maatschappelijke ladder.

Het heeft enerzijds te maken met het onvermogen om de problemen zelf op te lossen. En, dat is het anderzijds in het verhaal, de dreiging met de poltie – ik zou in dit verband niet over ‘sterke arm’ willen spreken – is vooral een dreiging van geld. Wie eenmaal in de armen van de onderbetaalde, slecht geklede en zwak opgeleide politie-beambten verzeild raakt, weet dat hij daar niet uit komt zonder te betalen. Schuldig of niet schuldig, dat doet er allemaal niet zo toe.

Sterker nog, verdachte of aanklager, dat doet er evenmin iets toe. Laatst werd een mij bekende mevrouw aangeklaagd om het niet betalen van een kledingstuk. Eenmaal op het politiebureau klaagde de aangeklaagde de aanklager aan vanwege huisvredebreuk (zij was immers zomaar binnengelopen zonder te kloppen). En de politie incasseerde zowel een boete van de een als van de andere partij. Overigens zonder enig feitenonderzoek, de aanklacht zelf gold als een factuur op verleende diensten. Voor een goed begrip : geen echte factuur, want in een maatschappij die geschraagd wordt door corruptie bestaan geen bonnetjes.

Tot voor kort, eergisteren om precies te zijn, konden agenten vrijelijk hun gang gaan, want waar geen bonnen zijn, is ook geen bewijsmateriaal van corruptie. Maar sinds de dag van eergisteren is daar een heel klein beetje verandering in gekomen. Verkeersagenten kregen op die dag een nieuw uniform uitgereikt met daarop een nummer geverfd, onuitwasbaar. Dat nummer moet hen identificeren en in geval van onoirbaar gedrag kan men aan de hand van het nummer zijn beklag doen bij politieleiding. Het lijkt de omgekeerde wereld wel, onoirbaar gedrag door agenten, maar het is erger dan dat: het is de omgekeerde wereld. Het aantal agenten dat op kruispunten het verkeer regelt, is sinds twee dagen dramatisch gereduceerd: er valt niets meer te graaien en te grabbelen bij onschuldig voor het rode stoplicht wachtende automobilisten.

De vier agenten onder mijn balkon hebben hier allemaal geen boodschap aan. Zij moeten zitten omdat er voor hen voorheen ook al niets overschoot. Hun taak is het toezicht houden op de wijk, de straat, maar niemand die daarom heeft gevraagd, niemand die hen daarvoor betaalt, niemand die hen daarvoor zelfs maar waardeert. Ik begrijp dat de ladder voor hen op een onbereikbare hoogte staat.




Comments

JudithWoensdag 28 Mei - 23:14 

Wat kun je toch goed schrijven. Blij dat je weer begonnen bent met je blog!




Your comment


ANTI-SPAM:






Overview