Genocide commercie



Over ruim een week ga ik een paar dagen naar Burundi, een project voorbereiden dat ik samen met fotograaf Joost van den Broek maak.
Julliette, de studente informatica die hier in huis is, vroeg me waarom ik uitgerekend in de periode van rouw naar het buitenland ga. Dat is een even terechte als pijnlijke vraag. De rouwperiode hangt uiteraard samen met de genocide die veertien jaar geleden op 6 april ‘s avonds om even over negen begon. Elk jaar komen de gruwelijke herinneringen over de macabere gebeurtenissen die zich tussen 6 april en ongeveer medio juli 1994 hebben afgespeeld hier weer terug.
Heel veel mensen hebben heel veel verwanten verloren – lange tijd na de genocide was er in Rwanda eigenlijk geen normaal (=compleet) gezin te vinden. Door de massale instroom van vooral Rwandezen uit Uganda is dat inmiddels niet meer zo. Maar het leed blijft en schrijnt: er werden in die periode ruim 900.000 mensen vermoord. Dat is een getal, waaraan even veel als even weinig waarde kan worden gehecht. Het zijn zoveel doden, dat het ontelbaar en daardoor ook onzichtbaar wordt – dreigt te worden, het is indrukwekkend, grotesk en nietszeggend tegelijk. Een massamoord wordt een getal en dat verwordt tot één zinnetje: “In Rwanda werden in 100 dagen meer dan 900.000 mensen vermoord.”
Achter elke dode gaat een gruwelijk verhaal schuil. Ik ken van sommigen flarden van herinneringen – mensen praten er immers niet graag over, zeker niet met vreemdelingen, de muzungu. Alleen die flarden zijn zo intens wreed, afschuwelijk en misselijkmakend dat ze letterlijk onbeschrijfelijk zijn.
Julliette was 7 jaar in 1994 en verloor haar vader en haar moeder. Ze heeft geen foto, geen tastbare herinneringen, zelfs geen beeld meer van haar ouders. Voor haar breekt alleen een tijd aan van ontroostbaar leed en verdriet, die ze alleen kan delen met mensen die hetzelfde hebben meegemaakt.
Dat zijn er heel veel. Reden waarom de regering de periode van eind maart tot eind april als een nationale rouwperiode heeft afgekondigd, elk jaar weer. Dat getuigt van respect, al was het maar omdat juist de leden van de regering vrijwel geen van allen herinneringen aan de genocide hebben: ze zaten toen in Uganda, Amerika of Europa.
Maar dat gebrek aan eigen ervaring en inlevingsvermogen blijkt ook weer uit de manier waarop de genocide wordt herdacht. Pompeus, van bovenaf gedirigeerd (alsof ook het rouwen hier in Rwanda centraal geregeld moet worden). In de jaren direct na de genocide werd hen zelfs verweten dat ze overlevenden waren: dat betekende eigenlijk dat je gecollaboreerd had met de vijand, anders was je wel dood geweest. Cynisme is Rwandezen niet vreemd.
Dat blijkt ook uit de al even pompeus en gruwelijk ingerichte genocide memorials: bakstenen gebouwtjes (doorgaans opgeknapte kerken, scholen en dergelijke) volgestouwde met skeletten. Toeristen – die in steeds grotere getale Rwanda bezoeken – wordt dringend aanbevolen zo’n memorial te bekijken: als ware het de Zaanse Schans of de Keukenhof. En toegegeven: Rwanda beschikt verder niet over heel veel bijzonderheden als attractie.
Hoe de genocide verder gecommercialiseerd wordt, bewijst het sterk aan de overheid gelieerde dagblad The New Times. Dat brengt rond de rouwperiode een speciale bijlage uit. Daarvoor adverteert het blad in eigen medium groots: op een paginagrote foto van skeletten, een doodshoofd prominent voorop, gelardeerd met bedroefd kijkende kinderen, wordt de lezer uitgenodigd om advertentieruimte te kopen in de bijlage… Cynisme is nog een bescheiden omschrijving van deze commerciële uitbuiting van menselijk leed.
Julliette zal de komende weken in stilte denken aan de gelukkige tijd met haar ouders en hoe een golf van geweld aan hun leven een einde maakte. Ze zal op haar manier proberen herinneringen terug te halen over hoe haar vader en moeder vermoord werden – of juist niet.
Ik was graag bij haar geweest voor wat steun, maar ik weet dat ik daarin zal falen omdat ik er toen niet bij was en me geen voorstelling kan maken van zulke gruwelijkheden – ik ken het alleen van tv, boek en krant. Zoals alle blanken in dit land. En de meeste toeristen die hier nu ronddwalen (het is immers Paasvakantie) hebben die kennis niet eens. Ze horen de geschiedenis van de genocide van Engelstalige Rwandezen, want Engels praat een stuk makkelijker dan het Frans. Wie een beetje meer weet van dit land, begrijpt dat uitgerekend Engelstalige Rwandezen in deze tijd heel erg hun mond moeten houden. Ze waren net zo afwezig in 1994 als ik en al die anderen.




Comments

No comments posted

Your comment


ANTI-SPAM:






Overview