Over cynisme en zelfcensuur



Ik ben nog niet klaar met mijn taximan. Of beter gezegd, hij is nog niet klaar met mij. Vanmorgen was hij nog steeds woedend, of weer dat kan ook. Voor ik verder ga, eerst even iets over taxichauffeurs. Veel buitenlandse reportages maken melding van belevenissen, verhalen en meningen van taxichauffeurs. Journalisten vinden dat namelijk makkelijk, het is een aan het beroep gerelateerde manier om eigen opvattingen of verhalen weer te geven, die niet aan iemand anders kunnen worden toegeschreven. Maar het mag dus niet, in journalistieke handboeken is die eeuwige taxichauffeur tot persona non grata verklaard, omdat het een weinig betrouwbare en al helemaal niet representatieve, vaak ook nog fictieve persoon is waarchter de reporter zich verschuilt. En omdat buitenland altijd ver is, nimmer te verifieren.

Mijn taxichauffeur behoort niet tot die categorie, dat kan ik u dan weer wel verzekeren. Ik ken hem al vijf maanden, hij werkt elke dag voor mij, hij is gewoon deel van het inventaris geworden. En ik verzeker u, hij bestaat. En dit is wat hij me vandaag vertelde. Zijn kleine broer (die ook een neef kan zijn, of een goede vriend) stond eergisteren met een vriendin te praten op straat. Tot er een roedel politie-agenten aankwam, die hem vroegen wat hij deed, wat zijn relatie tot de vriendin was. En zonder verder af te wachten op enige verklaring, namen ze hem mee naar het bureau ‘’vanwege poging tot verkrachting’’.  De aanklacht verzonnen de agenten zelf, het meisje wist van niets en zou het ook nooit verklaard hebben, integendeel om de arrestatie te voorkomen zei ze nog dat de jongen haar echtgenoot was. Tevergeefs en al even zinloos, daar ging het de agenten niet om, Geld moesten ze hebben en onze taxichauffeur heeft een hele dag gebedeld en gezocht om uiteindelijk 100 dollar bij elkaar te krijgen waarmee hij zijn kleine broer de volgende dag vrij kon kopen. De aanvankelijke vraagprijs was 300 dollar...

Ik verzin dit niet, en mijn taximan evenmin, dit is Kinshasa 21ste eeuw. Er worden in dit land dagelijks vrouwen verkracht, het is het land met een van de hoogste verkrachtingscijfers van de wereld. En van de laagste vervolgingscijfers: als er al vervolgd wordt, worden de verdachten in 8 van de 10 gevallen vrijgesproken. En in dat land haalt de politie nietsvermoedende wandelaars van straat om hen aan te klagen voor ‘’verkrachting’’. Veel cynischer moet het niet worden, maar wordt het waarschijnlijk wel: als er maar betaald wordt, als er maar geld te halen valt heeft cynisme geen prijs.

Dat maakt mijn taximan zo woedend, en terecht, het is die machteloosheid die hem woedend maakt en mij ook. De machteloosheid dat je stem, je daden, je protesten geen zin hebben. Niet tegen de agenten, niet tegen de macht. De machteloosheid dat je stem misbruikt, gemanipuleerd, gekocht en in het beste geval gewoon weggegooid wordt.

In de vorige blog sprak ik met de Europese diplomaat – een bedaarde persoon van mijn leeftijd, die een land vertegenwoordigt waar Congo weinig mee heeft. De diplomaat zei dat hij/zij, ondanks alle pessimistische verhalen en tegenslagen, toch ook wel vooruitgang zag in Congo. Heel langzaam, maar hier en daar gloorde ergens licht in de tunnel.

En vervolgens vertelde hij/zij het verhaal van twee Noorse gevangenen. De gevangenis van Kinshasa is een plek  waar je nog niet dood gevonden wilt worden, ik ben er een keer geweest, als bezoeker, en kwam letterlijk brakend naar buiten. In die hel zijn twee gevangenen uit Noorwegen opgesloten. Dat wil zeggen, het waren er twee, het is er nu nog een. Ooit gearresteerd in het verre oosten van het land op verdenking van de moord op hun chauffeur, en en pasant ook veroordeeld voor spionage voor hun vaderland, waarvoor de rechter dan ook maar de staat Noorwegen voor 60 miljoen dollar aansloeg en de twee beklaagden achter de tralies zette. Ik zei al, cynisme kent geen grenzen en als je het door een zonnebril bekijkt, lijkt het soms wel een komedie. Maar de realiteit laat weinig ruimte om te lachen.

Na maanden onafzienbaar vreselijk lijden maakte een van de twee een eind aan zijn leven. De Noorse politie deed een onderzoek, samen met de Congolese collega’s. Beide kwamen tot de conclusie dat het zelfmoord was. Maar de Noorse politie had de hielen nog niet gelicht, of de Congolese agenten beweerden nu dat de ene Noorse gevangene de ander had vermoord. Waarom deze verandering van analyse? Omdat zelfmoord natuurlijk onmogelijk zou zijn, dat zou duiden op gebrek aan toezicht en als er iets fantastisch geregeld was in de krochten, de spelonken van deze hel, dan was het wel dat...

Ja, ja ik zei het al, het kan nog cynischer, maar het moet gezegd. En tegelijk ben ik altijd wat bevreesd als ik dit soort getuigenissen, verhalen, belevenissen opschrijf. Wie leest dit en vooral wie leest dit met welke bedoeling? En wat zijn daarvan dan weer de gevolgen? En jaar of vijf geleden woonde ik in Rwanda en hield ook daar een blog bij. Gaandeweg werd ik voorzichtiger in mijn woordkeus, in mijn analyses en vooral mijn conclusies en opvattingen. ‘Feind hort mit’, en dat was in dat geval de Rwandese overheid, die technologisch uitstekend uitgerust was (en is) en bijvoorbeeld mijn email kon checken, mijn telefoon kon afluisteren en dat waarschijnlijk ook deed. Zoveel blanke journalisten woonden er nu eenmaal niet in Rwanda.

Ik leerde te vermijden over etnische groepen te schrijven, en de naam van de president niet te noemen en geografische locaties te veranderen, namen van bronnen al helemaal te wiizigen en ook waar ze woonden en hoe oud ze waren. Ik leerde kortom een fraai staaltje zelfcensuur, hoewel ik me ervan bewust ben dat dat niet fraai is en al helemaal niet past in de Nederlandse calvinistische opvattingen van journalistiek. Maar het is makkelijk roepen en oordelen vanuit Waddinxveen of een redactiekantoor aan het Rokin...

Nu hier in Congo bekruipt me datzelfde gevoel, dat unheimische (jammer dat we daar geen Nederlands synoniem voor hebben). De beklemming dat je niet mag vinden, en al zeker niet hardop, wat je vindt, dat je je moet hullen in soms vaagheden, andere benamingen en begrippen en dan toch maar hopen dat het een beetje duidelijk blijft voor het thuisfront. Het is schipperen tussen mijn oergevoel van die calvinistische oordelende en naar de waarheid zoekende journalist (die ik was, ben en blijf) en de realiteit waarin ik me bevind en die met oordelen niet zoveel opheeft en over de waarheid geheel andere opvattingen hanteert.  En waar ik me soms naar moet richten, tegen wil en tegen dank, doodgewoon omdat ik ben waar ik ben. Ik kan me niet verschuilen achter een niet-bestaande taxichauffeur en – nog veel erger – dit verhaal schrijven als ik hoog en breed aan mijn bureau zit, aan het Rokin of Waddinxveen.. Ik ben hier, de taximan is hier ook. En als ik mezelf dan niet in bescherming wil nemen (wat ik wel doe), dan toch in ieder geval hem. En zijn kleine broer.

 

 




Comments

Klaas de JongeDonderdag 12 Juni - 01:41 

Gefeliciteerd, je schrijft uitstekende stukken, succes Klaas




Your comment


ANTI-SPAM:






Overview