Dood in Congo



De dode heeft altijd voorrang in Kinshasa. Hij/zij wordt vervoerd in een lijkwagen met sirenes en iedereen buigt, wijkt, stopt om plaats te maken. Wat levend nooit lukte, gebeurt dus alsnog als het tijdelijke met het eeuwige is verwisseld. De auto waarin de kist ligt is vrijwel onveranderd het model Mercedes stationwagon anno 1965 en ik vermoed dat het allemaal oude ziekenauto’s uit Europa zijn geweest, waarmee zowel de vorige blog (over ambulances) en de voorvorige (over tweedehands uit Europa) alsnog of wederom worden opgepoetst voor een tweede lezers leven.

De dood heeft een bijzondere maar ook merkwaardige plek in het Congolese leven. Ik geef toe dat deze zin vol tegenstrijdigheden vragen oproept, al was het maar bij mijzelf. Aan de ene kant heb ik vaak het idee dat de dood hier niet zo telt. In een land met een kindersterft van 1 op 6 is dat ook niet zo gek; een oorlog in Oost Congo die in vijftien jaar tijd al meer slachtoffers heeft gemaakt dan de viermaal de bevolking van heel Brussel; waar het hoogste aantal slachtoffers van vliegtuigongelukken in de wereld zijn, ik noem maar wat voorbeelden.

En om die reeks aan te vullen met wat er de afgelopen maanden om mij heen plaatsvond: 15 doden bij een vriendschappelijke voetbalwedstrijd, gewoon bij mij om de hoek in het grootste nog operationeel zijnde voetbalstadion van Kinshasa. Vijftien mensen die naar een potje voetbal wilden kijken en nooit meer naar huis gingen omdat ze in een chaos aan het eind van de wedstrijd werden doodgedrukt. Het waren er in ieder geval vijftien, geen bevestiging en niemand die zich best doet om een definitief getal boven water te krijgen.

De lijken werden afgevoerd tussen de gewonden – een veelvoud van al die doden – en niemand weet ook hoeveel gewonden er later alsnog overleden, omdat de ziekenhuizen geen mensen, geen verband, geen medicijnen en vooral geen zin hebben om niet betalende patienten te behandelen. En patienten die dood zijn of gaan hebben helemaal geen voorrang in behandeling want daar valt geen eer en al helemaal geen geld te halen.

Veertig doden bij de herdenking van de overleden (!) popster Kester King. Ook al doodgedrukt. Zomaar een getal, zeker maar ook een veelvoud aan veertig weduwen, weduwnaars, vaders, moeders, wezen achterlatend. Tweehonderd doden, minimaal, bij een treinongeluk ergens in de bush tussen Lubumbashi en Kalemie, niemand weet hoeveel, waar precies en hoe en waarom. 

Dat was de oogst van de afgelopen twee maanden, voor zover ik heb kunnen optekenen. De reacties uit mijn omgeving waren doorgaans een mix van onverschilligheid en onwetendheid – en dat laatste was gewoon geveinsd, want mijn kennissenkring wist wel degelijk van al die dodelijke voorvallen, maar er werd en wordt niet over gepraat. Waarom niet? Nee, dat is niet de juiste vraag: waarom wel? Ik vermoed dat het antwoord verborgen ligt in de alles om zich heen grijpende ellende waaraan iedereen hier ten prooi valt en waar je dag in dag uit mee moet worstelen en proberen boven te komen of te drijven. En het tweede antwoord is dat er zoveel doden zijn dat het ondoenlijk, onmogelijk is om die informatie telkens weer te moeten opnemen, omdat het nimmer en nooit stopt – wie zich er werkelijk in verdiept, wordt al snel gek van de oneindige ellende die achter de oorzaak van elke individuele dode schuilt.

Tot het moment dat die dood heel dichtbij komt, dan zijn er geen dijken hoog genoeg om het verdriet tegen te houden, de tranen te drogen.  Haar naam was Giselle, 24 jaar, en ze kwam om bij een brommer ongeluk. Ze wilde die avond niet naar huis lopen en hield een taxi motor aan. Gevaarlijke dingen, die taxi motor fietsen: ze racen als gekken, houden zich aan god noch gebod en van een valhelm hebben ze nog nooit gehoord, niet voor hezelf maar ook niet voor hun passagiers.

Giselle stapte op en nog geen honderd meter voor ze bij haar huis was, gleed de taxi motor onderuit, botste tegen een van de zeldzame stoepranden die Kinshasa rijk is en ze kwam met een ongenadig harde klap op het asfalt terecht. De motorrijder mankeerde nagenoeg niets, maar Giselle bloedde hevig uit een open wond in haar nek.

Zoals hier gebruikelijk is, stond er al snel een grote schare toeschouwers, die in omstandigheden als deze vooral niets doen. Maar er waren ook een paar kleinere en grotere helden die een taxi staande hielden en er voor zorgden dat Giselle naar een hospitaal kon. Daar begon de lijdensweg pas echt. Giselle was nog steeds in leven en bij bewustzijn, ze had ‘slechts’ een hevige bloeding. Bij het eerste hospitaal vertelden ze haar dat er geen deskundig personeel was om haar met zo’n bloeding te helpen; bij het tweede ziekenhuis waren verplegers noch verband middelen aanwezig en eenmaal gearriveerd bij het derde ziekenhuis was hulp niet meer nodig: Giselle was overleden. Niet aan haar verwondingen, maar aan ongeinteresseerd, ondeskundig en onverantwoordelijk gedrag van de Congolese medische stand.

Ik hoorde het verhaal bijna live omdat de kennissenkring van Giselle de hedendaagse tam tam (mobiele telefoon – SMS) benutte om haar naasten en diegenen die iets verder weg stonden op de hoogte te brengen. Daar hoorde ik overigens persoonlijk niet bij, wel degene bij wie ik op dat moment samen was. Die barstte in een minutenlang hartstochtelijk geween uit, om daarna de 'whatsup' ketting nog even voort te zetten.

Giselle werd pas drie weken later begraven, dat is gebruikelijk hier. Al die tijd ligt het stoffelijk overschot ergens in een gekoeld mortuarium. De familie zoekt de benodigde middelen, zowel voor de begrafenis, als voor de ceremonie die daaraan vooraf gaat. Dat laatste kost nog het meeste geld: een begrafenis ritueel duurt minstens 24 uur onafgebroken: dans, zang, eten, drinken, van ’s middag een uur of twee tot de volgende dag zelfde tijd. Ook de gehele nacht door is er ‘rouw’, maar minder stil, ingetogen en zwaar op de maag dan wij in Europa gewend zijn te denken bij dat woord.

Na die 24 uur wordt het lichaam naar de begraafplaats gebracht, in die aftandse Mercedes met loeiende sirenes. Ik zie en hoor u denken: als die afgedankte ziekenauto nu nog gebruikt had kunnen worden voor het doel waarvoor ze ooit was ingericht aan aangekocht, was die laatste tocht niet nodig geweest. Niet voor Giselle en ook niet voor al die anderen die onder min of meer gelijke omstandigheden overlijden en die als grootste gemene deler hebben dat het voorkomen had kunnen worden. Als.... tja, maar dat woord heeft in Kinshasa een andere betekenis, het is een verwijzing naar iets dat niet bestaat. Niet hier.

 




Comments

No comments posted

Your comment


ANTI-SPAM:






Overview