Het aanbod en de vraag



Leest u even mee: een portfolio manager; een workshop facilitator; een fondsenwerver; een project officer for the Global Initiative for Frontloading and Costing Human Rights; een urgent appeals coordinator; een peace building programme assistant; een interactive campaigner; een stafmedewerker deskundigheidsbevordering; een campagnecoördinator energie en klimaat; een lobbyist economic justice; een projectmanager face2face; een bureaumanager; een fundraising and communications expert; een medewerker P&O; een medewerker financiën; een technical support facilitator….
Ik verzin die functies niet zelf, ik pluk ze gewoon van de Nederlandse vacaturesite Oneworld voor ontwikkelingswerkers.

Nog meer lol in de crèche in Kamazuru.

Nog meer lol in de crèche in Kamazuru.

De vraag in deze is: welke functie draagt concreet en direct iets bij aan ontwikkelingswerk? Ik ben me ervan bewust dat het een hypothetische vraag is waarop het antwoord ‘geen’ moet zijn. De genoemde ontwikkelingsorganisaties, allemaal werkend in Nederland, denken daar natuurlijk anders over. Minister Koenders noemde hen om die reden “de ontwikkelings INDUSTRIE”. Dat is maar deels waar: een industrie gaat immers bij de productie nog wel uit van de vraag, hoewel ik niet wil ontkennen dat er ook wel bewust een vraag wordt gecreëerd. Voor de ontwikkelingssector hoort dat laatste niet op te gaan, in tegendeel op termijn moet een ontwikkelingsorganisatie zichzelf overbodig maken omdat aan de vraag is voldaan.

In de praktijk is dat niet het geval: ontwikkelingsorganisaties zijn een doel op zichzelf geworden met een hoofdkantoor op een centrale en dus dure lokatie in de hoofdstad, waar honderden mensen werken, van receptioniste tot directeur.
De ontwikkelingssector heeft veel weg van de parabel van de brugwachter: er werd een brug gebouwd en daarvoor werd een brugwachter aangesteld. De brugwachter moest gecontroleerd worden en dus kwam er een diensthoofd, en die werd weer gesuperviseerd door een manager, die daarvoor een secretaresse nodig had. Er moest een postkamer komen om de correspondentie tussen deze functionarissen in goede banen te leiden, er kwam een personeelschef voor het personeelsbeleid en bij zoveel personeel was uiteraard een directeur nodig met een secretaresse en al die mensen moesten eten dus ook maar een kantinejuffrouw en een kok. Het werd al snel een te dure organisatie voor het simpele doel van de bediening van de brug en dus werd de brugwachter ontslagen…

Ontwikkelingsorganisaties snijden zelden in eigen vlees. Toen een paar jaar geleden de voormalige anti-apartheidsclub NIZA drastisch werd gekort door de toenmalige minister van ontwikkelingssamenwerking omdat de apartheid al 10 jaar voorbij was, was de eerste reactie “Dat gaat ten koste van de organisaties in het Zuiden.” Inmiddels is NIZA een dependance van ActionAid en de organisaties in het Zuiden hebben allang weer een andere donor gevonden.
Aanbod bepaalt wie er wat krijgt, waarom, wanneer, hoe, tegen welke condities en de prioriteiten worden in het Westen bepaald: aan de Mauritskade in Den Haag, de Lutherse Burgwal of in Utrecht maar nooit in het Zuiden zelf.

Om die prioriteiten te maken en elke twee jaar maar weer te veranderen omdat er nieuwe staf is aangetrokken, omdat de resultaten achter blijven bij wat bedacht is (omdat er immers niet is geluisterd naar de actoren in het veld en er dus verkeerde prioriteiten zijn gelegd die niet zijn gebaseerd op vraag maar op aanbod), daarvoor is dus die enorme staf in het Westen nodig.

Ontwikkelingsorganisaties zijn van beste wil en goede doen maar ze worden ook niet geprikkeld tot iets anders; ze zijn verstrikt in een systeem dat in al een halve eeuw is ontwikkeld en niet of bijna onmogelijk kan terugkeren naar waar het ooit om begonnen is. Dat heeft te maken met de financiering. Nederland is koploper met het percentage van 0.8 procent van het Bruto Nationaal Inkomen voor hulp. Maar zo’n percentage hoort er helemaal niet te zijn. Geen enkel ministerie streeft een percentage van het BNP na als begroting, alleen Ontwikkelingssamenwerking. Het is ooit ontstaan als een ideaal, als een nobel streven om een vast deel van ons inkomen te geven aan de armen.

Maar het is verworden tot een doel op zichzelf dat het aanbod in stand houdt in plaats van naar de vraag luistert. Misschien is er wel minder nodig dan 0.8 procent, misschien wel meer. Recent vertelde een diplomaat mij dat de economische crisis in Nederland 500 miljoen minder ontwikkelingshulp op de begroting oplevert omdat de economische groei en daarom de begroting daalt.
Is dat een probleem? Voor de diplomaat wel, maar ik weet het niet. Wie zegt dat die 500 miljoen minder niet gewoon gemist kunnen worden? Pijnlijke vraag, maar ze wordt niet gesteld omdat het niet meer nodig is dit soort vragen te stellen. De 0.8 procent moeten leidend zijn, het aanbod dus, en niet de vraag.

Volgende keer deel 3 en slot.




Comments

No comments posted

Your comment


ANTI-SPAM:






Overview