... en de vraag



Ontwikkelingswerk in het veld: training van Gender Based Violence – zoals het ook kan met minimale middelen en maximale effecten. Gebruikte transport: openbaar vervoer; logies: lokale procure van de RK kerk; inzet expats: geen; aantal deelnemers in totaal 620; kosten: 15.000 euro…

Ontwikkelingswerk in het veld: training van Gender Based Violence – zoals het ook kan met minimale middelen en maximale effecten. Gebruikte transport: openbaar vervoer; logies: lokale procure van de RK kerk; inzet expats: geen; aantal deelnemers in totaal 620; kosten: 15.000 euro…

Ontwikkelingswerk bestaat bij de gratie van mijn en uw geld: hetzij via de belastingen, dan wel via directe fondswerving. Daarom is ontwikkelingsorganisaties er veel aan gelegen om te zorgen dat er een constante stroom aan middelen is om de doelstelling waar te kunnen maken. Dat is zelfs vastgelegd voor al die organisatie die zijn aangesloten bij het Centraal Bureau Fondswerving, een keurmerk voor ontwikkelingsorganisaties: “de instelling dient continu te werken aan een optimale besteding van middelen, zodat effectief en doelmatig gewerkt wordt aan het realiseren van de doelstelling”.

Werkelijkheid en idealen schuren nogal met elkaar. Waar in Nederland via campagnes, publiciteit en dergelijke er voortdurend op wordt gehamerd dat uw en mijn geld uitstekend wordt besteed voor goede doelen in het arme Zuiden, daar blijkt in de praktijk niet veel van terecht te komen.
Voorbeeld: Unicef maakt in Nederland al jaren reclame via een bejaarde conferencier die met omfloerste stem oproept om vooral te doneren ten behoeve van de arme kindertjes in de nog armere wereld. Niemand kan daartegen zijn en Unicef heeft een naam hoog te houden als het gaat om de hierboven geciteerde doelstelling van het CBF.

In Rwanda heeft Unicef een spiksplinternieuw kantoor gehuurd náást dat van de president van het land: een goedkopere lokatie is kennelijk niet te vinden… Unicef huurt dat kantoor a geschatte kosten 20.000 dollar per maand (sic!) niet alleen: ze deelt het met de Wereldgezondheidsorganisatie en Norwegian People’s Aid, twee organisaties die het ook al moeten hebben van draagvlak en efficiënt ingezette hulp. Het wagenpark van Unicef (en de WHO en NPA) bestaat uit voertuigen met een cataloguswaarde van rond de 75.000 euro per stuk – alleen Unicef heeft er al minimaal twee, dure glimmende Landcruisers, in een land waar een uitstekend geasfalteerd wegennet ligt en de paden daarbuiten ook met een gewone auto nog goed te berijden zijn.

Ik zal niet ontkennen dat Unicef een aantal auto’s nodig heeft om het werk uit te voeren waarvoor de bejaarde cabaretier in Nederland zoveel aandacht en tranen vraagt. Maar waarom wordt het duurste van het duurste uitgezocht, op een parkeerplaats náást het presidentiële werkpaleis? Voor de helft van de prijs kan een degelijke Hillux worden aangeschaft en het gaat nu even niet om het stoeien met merknamen van ‘s werelds grootste autofabrikant Toyota, die zonder de hulpsector waarschijnlijk zeker niet de grootste zou zijn en wellicht helemaal niet meer zou bestaan. Nee, het gaat erom dat een consult voor een ziek kind in Rwanda één euro kost, en dat bij efficiënt ingezette middelen er voor het verschil in aanschaf tussen een te dure en een gewone Jeep 35.000 kinderen een consult kunnen krijgen!

Sommigen onder u vinden dit een goedkope vergelijking, het exorbitante bedrag ten spijt. Ik niet: hulpgeld dient ingezet te worden waarvoor het nodig is en niet om te dure kantoren en te dure auto’s te kopen, leasen of huren. En dat is wel wat er gebeurt. Unicef is niet de enige, ik vrees dat de organisatie maatgevend en karakteristiek is voor de gehele hulpsector, een enkele uitzondering (VSO en zeer christelijke doorgaans Duitse hulporganisaties bijvoorbeeld)daargelaten. Ik ken in Kigali nauwelijks een hulporganisatie die niet een voornaam pand in een te dure wijk heeft gehuurd en de parking vol heeft gezet met te dure voertuigen (de Duitse GTZ rijdt rond in Peugeots 406 SW, a raison van 40.000 per stuk, in een land waarin helemaal geen Peugeotgarage is te bekennen, dus alle onderdelen moeten worden ingevlogen…)

Hulporganisaties verstoren de lokale markt door met teveel geld te dure woningen te huren: ze drijven de prijzen op, overal en altijd op de wereld. Daarvan wordt de lokale bevolking de dupe: in Bujumbura werden Burundezen uit hun huizen gezet omdat de huurbazen bij de komst van verse hulporganisaties drie- tot viermaal de huurprijs konden vangen.

Een beginnend dus jonge expat bij genoemde GTZ verdient ruim 4200 euro per maand, exclusief buitenlandtoelagen, 100% vergoeding van huisvestingskosten, schoolkosten voor kinderen, etc etc. Honoraria die niet meer in verhouding staan tot vergelijkbare banen in Europa voor iemand met een net afgestudeerd niveau, de Belgische CTB zit daar zelfs bijna 100 % (!!!) boven. Die kosten worden uiteindelijk ook door u en mij betaald, uit de fondswerving. Weliswaar heeft het CBF bepaald dat slechts 25 procent van de opbrengsten aan fondswerving in Nederland mag worden besteed en de rest aan programmakosten. Maar die programmakosten beslaan ook de programmamedewerkers in Den Haag of Utrecht, en de expats, de huisvesting, het wagenpark etc. in het arme Zuiden. In de praktijk betekent dit dat voor de werkelijke programma’s ten behoeve van het doel van de organisatie doorgaans slechts 40 procent beschikbaar is, en vaak nog veel minder.

Hulporganisaties verstoren ook op een andere manier de fragiele samenleving waarvan ze nu juist worden geacht een bijdrage te leveren. Een gemiddelde programma assistent in Kigali bij een internationale organisatie verdient 1000 tot 1200 dollar: dat zijn ‘lokale salarissen’, zoals het eufemistisch heet, voor lokale medewerkers. Ter vergelijking: een adjunct directeur generaal bij een Rwandees ministerie verdient maximaal 200 euro per maand… Met als resultaat dat er een enorme brain drain plaatsvindt van lokale overheid naar internationale organisaties. Iemand met capaciteiten blijft niet voor 200 dollar werken als er naast de deur het zesvoudige valt te verdienen. Het gevolg daarvan is dat de overheid een zwakke broeder blijft. Wat dubbel cynisch is omdat het Westen nu juist vindt dat er geinvesteerd moet worden in Afrikaanse overheden voor meer kwaliteit en minder corruptie. Daarom wordt er zoveel gedaan aan bilaterale hulp: van overheid naar overheid. Maar datzelfde Westen draagt er door middel van haar beloningsbeleid in het Zuiden toe bij dat dat dus nooit resultaten kan opleveren.

Dit soort columns of blogs mogen van hulporganisaties eigenlijk niet geschreven worden. Ze leiden af van waar het werkelijk om gaat: hulp geven aan de armen. Ik ben het volkomen eens met dat laatste. Alleen…: wie kan met droge ogen blijven beweren dat ze werkelijk investeert in de hulp aan armen, als hij of zij dat alleen bereid is te doen met een vorstelijk expat salaris, een buitenproportioneel voertuig en huis + kantoor? Heeft iemand van deze hulpgevers wel eens stil gestaan bij welke indruk dat maakt op de doelgroep, de hulpbehoevenden? Heeft een hulpgever zich wel eens gerealiseerd dat het niet past om hulp te geven vanuit een duur kantoor, een te dure auto met een te dure chauffeur achter het stuur?

Ik vind dat soort vergelijkingen niet goedkoop, alleen maar omdat het een open zenuw raakt en van ‘au’ doet. Wie werkelijk wat wil betekenen voor het arme Zuiden moet niet beginnen (of eindigen, dat doet er niet zoveel toe) zichzelf te verrijken. En hoe je het ook wendt of keert, dat is wel wat er gebeurt in de sector. Misschien niet privé, maar wel als geheel. Misschien niet zo bedoeld, maar wel als resultaat. Terwijl het nu juist om andere resultaten gaat, zou moeten gaan, zou horen te gaan.
De ontwikkelingsindustrie, zoals minister Koenders haar noemt, is een doel op zichzelf geworden. Het wordt werkelijk tijd dat ze zich bezint op waarmee en vooral waarvoor ze bezig is, voordat anderen dat voor haar gaan beslissen.
Amen.




Comments

No comments posted

Your comment


ANTI-SPAM:






Overview