Burundi fietsland



De afgelopen drie dagen in Muyinga geweest. Provincie in het noordoosten van het land, ruim drie uur stevig doorrijden vanaf Bujumbura. Op bezoek bij twee Congolese vluchtelingenkampen. Die liggen op voorschrift van de UNHCR op minimaal tweehonderd kilometer van de landsgrens – een les die geleerd is na de Rwandese vluchtelingenstromen in 1994: de genocidairs zaten op driehonderd meter van de landsgrens in Tanzania of Congo en gingen daar met hun praktijken door.

De kampbezoeken zijn in het kader van een vluchtelingenproject dat ik samen met fotograaf Joost van den Broek uitvoer met of voor VluchtelingenWerk Nederland. Waarover later meer.
Dwars door de binnenlanden toont Burundi het ware gezicht – zoals altijd is de hoofdstad een lachspiegel vergeleken met het binnenland. Hier geen disco, geen taxi’s, geen internetcafes of andere luxe. Maar ongekende armoede. Iedereen, van oud tot jong, loopt in lompen, sjort en sjouwt aan fietsen, het enige betaalbare vervoermiddel. Kreunend en krakend tientallen kilometers heuvels op en heuvels af, achterop torsend bananen, houtskool, bierkratten, kippen en andere handelswaar. Overleven betekent hier ‘s morgens om half zes van huis met vijf kilo tomaten, drie uur lopen en sjouwen met de fiets naar de markt. Daar aangekomen tot in de verre middag wachten tot alle tomaten hopenlijk zijn verkocht. Dan weer drie uur terug: 1000 francs verdiend, oftewel 70 cent.

Niemand heeft hier geld, iedereen is hier zo straatarm en er is geen enkel vooruitzicht dat het ooit beter wordt: het geld dat Burundi binnensijpelt verdwijnt in de zakken van de ministers en hun entourage. Reden waarom de meeste hulporganisaties, de Wereldbank en verwante instellingen hun hoop in Burundi hebben opgegeven. Drie jaar na de verkiezingen is het vooruitzicht en vooral de vooruitgang somberder dan ooit. “Rwanda, dat is een rijk land”, zegt een Burundese hulpverlener wat jaloers. Welk een wanhopig cynisme het ene arme land in zo’n opzicht te vergelijken met het buurland. Maar vergeleken bij Burundi is Rwanda inderdaad een rijk land, een strak georganiseerd land een land met visie. Burundezen zijn jaloers op president Kagame en over hun eigen president Nkurunziza weten ze met enige moeite te zeggen dat hij “simple” is, niet geheel duidelijk of dat een compliment is of niet.

Drie dagen in bittere armoede: in Muyinga – een provinciehoofdstad, niet meer dan een doorgaande straat, afgezoomd met planken hutjes – breng ik de nacht door in een Maison de Passage, een soort herberg. Ik mag kiezen tussen een kamer van 10 euro of 15 euro. De laatste is wat sjieker. “Als de president hier is, slaapt hij in die kamer.” Ik kies voor het presidentiele bed. Er zijn net zoveel muggen, het water doet het niet en als ik wil eten, moet ik naar een restaurant een kilometer verderop. Het heet Safari Lodge en wordt bestierd door… nonnen. Niet bestierd dus, maar gedreven. De nonnen serveren brochettes, bier, whisky, wijn en zelfs nepchampagne. De zusters zelf doen het volleerd en het enige verschil met de nachtclubs in Bujumbura is dat ze lange rokken dragen en een zeer zedelijke blik en dito bril op hun neus hebben. De volgende morgen vertrek ik vroeg richting de hoofdstad. Over een afstand van 80 kilometer passeer ik vijf benzinestations. Geen enkele heeft brandstof. ” Over twee uur…” zegt een van de pomphouders. Maar twee uur in Afrika betekent niets en in ieder geval geen twee uur. Bij de zesde garage wordt eerst een vrachtgwagen weggeduwd, alvcrens de bijna lege tank van huur Landcruiser wordt bijgevuld. Ach, het zijn luxe problemen vergeleken bij de dagelijkse struggle for life in Burundi.

Terug in Bujumbura hoor ik dat er afgelopen nacht weer is geschoten door de mensjes van de FNL, die zouden samenspannen met de Rwandese genocidairs. Ik heb niet veel gemerkt, behalve dat de weg naar Bujumbura de laatste zestig kilometer weer groen van de verveeld kijkende militairen zag.
In de hotelkamer naast me logeert een Poolse dame, samen met een Rwandese vriend, beiden woonachtig in Londen. Ze is voor de eerste keer in Afrika, zegt ze. Hoe ze het vindt? ” I’m shocked”, zegt ze met een zwaar Oosteuropees accent. Zaterdag gaan ze terug naar de beschaafde wereld. Ze vertelt het met zichtbare opluchting.

De eerste keer in Afrika en dan in Burundi… dat is inderdaad erg shocking voor wie vergeten is hoe overleven heet.




Comments

Henk RoelofsDonderdag 26 Juni - 22:05 

Mooi verhaal




Your comment


ANTI-SPAM:






Overview