Halfformaatjes en malaria



In de trein van Den Haag naar Dordrecht lees ik in het ene halfformaat dat ontwikkelingshulp beter kan worden verruild voor beleggingen, want Afrika is tegenwoordig een heel vredig en rustig oord waar uitstekend geïnvesteerd kan worden. De auteur is een gewaardeerd collega, die niettemin al te lang niet meer in Afrika is geweest, dan wel tijdens zijn laatste bezoeken een hele sterke zonnebril op had, die hem het zicht op de werkelijkheid wat ontnomen moet hebben. Op de andere helft van de pagina probeert een ontwikkelingseconoom uit te leggen dat ontwikkelingshulp in Afrika altijd nodig is, hoeveel dat ook heeft gekost en om dat te illustreren becijfert hij dat in de afgelopen vijftig jaar al die miljarden hulp de Afrikaan welgeteld 15 euro rijker hebben gemaakt.

kunst in Fanny's woning in Bwiza, Bujumbura.

kunst in Fanny's woning in Bwiza, Bujumbura.

In het andere halfformaat lees ik dat Nederlanders de buik vol hebben van ontwikkelingshulp, want het helpt toch niet. De krant meldt bovendien dat Nederlanders er 30 euro voor over hebben om Oranje aan de EK-titel te helpen. Hoe dat in de praktijk vertaald moet worden, is me niet duidelijk, in ieder geval is een EK-titel tweemaal de inkomensstijging van een Afrikaan in de voorbije halve eeuw waard.

De avond daarvoor meldde Fanny via de mobiele telefonie vanuit haar woninkje in volkswijk Bwiza in Bujumbura dat ze malaria had. Het is de vraag of dat zo is, omdat Afrikanen net zo snel aan malaria denken als ze hoofdpijn hebben, als wij aan een griepje, terwijl het in beide gevallen om stress gaat. Ook haar pleegdochtertje Zonia van 1 jaar had volgens haar malaria, wat mijn twijfel nog sterker maakte, want zoveel toeval in één huis (heel klein huisje) is wel erg veel en bovendien is malaria niet besmettelijk. Vervolgens begon ik te twijfelen of ik wel mocht en kon twijfelen.

Fanny worstelt ook met stress – zie je wel. Want daags daarvoor was haar oom – de broer van haar vermoorde vader – plotseling vanuit Lubumbashi bij haar op de stoep verschenen. Lubumbashi ligt 1000 kilometer verderop, ik begon alweer te twijfelen. Oom eiste de maskers en andere fraaie Congolese kunst op die haar vader in haar woninkje heeft achtergelaten. Fanny weigerde en houdt dat tot op heden star vol. Met de malaria als gevolg of intermezzo.

Het toeval wilde dat ik Fanny had beloofd bij een bevriende Afrikaanse kunstkenner (Klaas de Jonge, voor historici) in Amsterdam na te gaan wat haar kunstexpositie in Bwiza zoal waard is. Niet veel, oordeelde deze na het zien van de foto’s in zijn appartement op de Zeedijk. Maar voldoende om haar aan een kapsalon te helpen, een wens die haar uit het nachtleven met witte plakkerige blanke mannenlijven kan halen.

En dan juist nu die oom. Weer begon ik te twijfelen. Hoeveel toeval is dat nu weer. Maar ook nu twijfelde ik of ik wel mocht twijfelen en beloofde mijzelf (en Fanny) een oplossing te vinden om de maskers en beelden een waardige en voor haar vooral waardevolle bestemming te geven.
Noem het ontwikkelingshulp – maar nee, toch maar niet, bedacht ik me de volgende morgen in de trein van Den Haag naar Dordrecht, na het lezen van de halfformaatjes.




Comments

No comments posted

Your comment


ANTI-SPAM:






Overview