Bij de term ‘watersnood’ krijgen wij Hollanders associaties van doorgebroken dijken, mensen hoog op daken met een grauwe deken om zich heen en roeibootjes met dappere brandweermannen.
Hier in Rwanda is een watersnood iets anders. Het heeft vooral te maken met een gebrek aan water. Rwanda is een klein land, om niet te zeggen heel klein, zo groot als Nederland. Er wonen tien miljoen mensen en over tien jaar zijn dat er tweemaal zoveel. Minimaal, de bevolking is jong, de vruchtbaarheid dus groot en daarmee ontstaat een multiplier effect: niet 1+1=2 maar 1+1= 5,3, het huidige gemiddelde kinderaantal in het land. Als die 5,3 kinderen ieder ook weer 5,3 kinderen krijgen, dan zijn dat er ruim 25.
Het is niets nieuws, Rwanda was altijd al een vol land, zo vol zelfs dat in een boekje dat ik onlangs las, het toen nog niet Rwanda hetende land werd aangeduid als het dichtstbevolkte land van Afrika… en dat boekje dateerde van 1910.
Iedereen in Rwanda weet dat dit op termijn tot een onoplosbaar probleem leidt. Wie gaat 20 miljoen mensen voeden? Waar vinden 20 miljoen mensen grond op 26.000 vierkante kilometer? Dat is 1,3 vierkante meter per persoon… alleen onze woonkamer hier is al het veertigvoudige.
Niet dat er geen kruid tegen gewassen is, of lijkt: de Rwandese regering kondigde onlangs af dat het kinderaantal gemaximaliseerd moet worden op 4 per gehuwde vrouw. Een straffe maatregel, het betekent een reductie van ruim 20 procent in elk gezin. Zelfs als dat streven gehaald wordt, is het nog maar de vraag of dat wat uithaalt. Want vier kinderen die, eenmaal volwassen en vruchtbaar elk ook weer vier kinderen baren/bevruchten leidt tot 16 kinderen en dat gaat zo maar door en door.
De eerste signalen dat het misgaat, bleek uit een missive van Electrogaz, het nationale nutsbedrijf. Volgens de directeur heeft Rwanda op korte termijn een watertekort en zal er per hoofd van de bevolking een quotum water worden verstrekt. En dat in een land met twee regenseizoenen, een gemiddelde voor Afrika frisse temperatuur van zo’n graad of 20 en twee grote meren, een heleboel kleintjes en een grote rivier binnen de landsgrenzen.
Of het quotum daadwerkelijk voor iedereen geldt, is nog maar de vraag. Het is juli en dat betekent dat het het droge seizoen is. Dus geen regen. Planten, bomen, gras zien er daarom wat dor uit. Maar niet op een steenworp afstand van hier, waar het presidentiële complex ligt. Daar bloeien en groeien gras, bomen, planten en bloemen volop. Dankzij een dagelijkse sproeibeurt uit een enorme tankwagen. Het zal wel iets met representatie te maken hebben, maar het komt op mij wat wrang en vreemd over, zekr in het licht van de missive van de directeur van Electrogaz.
Tenslotte nog dit, hoewel het er niet veel mee te maken heeft. Of misschien ook weer wel. Onlangs waren we op bezoek in het savannepark Akagera, dat in deze droge tijd ook al dor en vooral heeeel stoffig is. Niettemin zagen we nogal wat dieren, waaronder voor de eerste keer ook een heuse olifant. Die nam een bad in het Meer van Hema, het op een na grootste meer van het land. Er waren ook nijlpaarden die het voorbeeld volgden, of andersom.
We waren niet de enigen in het park. Er waren twee landrovers, fel geel hip gekleurd, met een grote schare luidkeels schreeuwende kinderen en enkele mannen en vrouwen daarom heen die minstens zoveel decibel maakten. Dat gold ook voor de radio met gettoblasters in de auto… een dagje Zandvoort, maar dan in Akegera. Geen wonder dat de olifant en de nijlpaarden zich schuil hielden onder de wateroppervlakte.
Het gezelschap was het soort safarigangers dat pontificaal hun auto’s plaatsen vooor jou, tussen de dieren in zodat ze een mooie foto van dichtbij kunnen nemen, met een enorme telelens, zodat jij niets meer ziet, hoeft te zien van hen. Het was het soort mensen dat uitstapt terwijl dat niet kan en niet mag omdat het gevaarlijk is, omdat het hier geen Artis is, maar een echt park met echte gevaarlijke diren, zonder hekken erom heen en zo.
Maar het ergste komt nog: het waren…. Hollanders. Waarmee de cirkel van dit verhaal rond is, we zijn weer terug bij de watersnood. En vooral de ramp, die Hollanders in dergelijke omstandigheden veroorzaken, een ramp van plaatsvervangende schaamte: ‘Ik ben hier niet geweest, ik hoor hier niet bij, ik spreek alleen Frans en swahili en een beetje Duits, desnoods…. maar absoluut geen enkel woord Hollands.”